AARDPEREN (HELIANTHUS TUBEROSUS), ook wel TOPINAMBOUR OF JERUZALEMSE ARTISJOK.
De aardpeer, verwant met de zonnebloem, kwam in de vergeethoek bij de introductie van de aardappel. Nochtans is het een zeer voedzaam gewas dat gemakkelijk te telen is en ook nog eens prachtig bloeit in het najaar. Zelfs de schil geeft nieuwe knollen. Zowel een plant voor de groentetuin als de siertuin. Worden tot 3 meter hoog. Na de bloei sterven de stengels af en de knollen zorgen voor nieuwe groei in het voorjaar. Wel een nadeel voor iemand met een kleine tuin, want deze knollen kunnen serieus uitlopen. Kan verholpen worden door een wortel doek mee in te graven. De knollen kunnen zich serieus vermeerderen en na een paar jaar kan je wel verschillende tientallen kilos oogsten. In tegenstelling tot de aardappel bewaren de knollen niet lang. Op zich geen probleem omdat de knollen niet bevriezen en ze de ganse winter kunnen geoogst worden. Bijzonder geschikt voor diabetes door de aanmaak van de insuline. Ze zijn gemakkelijk verteerbaar en zorgen voor een goede darmwerking. De aardperen kunnen op verschillende manieren klaar gemaakt worden. Gewoon gekookt of bv in witte saus met kaas en er gratin van maken in de oven. Ofwel rauw gebakken in olijfolie en dan een beetje afkruiden met peper en zout en een beetje tuinkruiden toevoegen. Rauw met een vinaigrette. Chips van maken. Kan natuurlijk ook soep van gekookt worden.
AKEBIA, KLIMBES, OF SCHIJNAUGURK.
Deze klimplant afkomstig uit China, Japan, Korea. Eigenlijk niet op zijn plaats bij de vergeten groente en fruit, maar de moeite van het vermelden waard.
Deze klimplant kan wel een paar meter per jaar groeien en dient dus stevig teruggesnoeid te worden. In het voorjaar (april) bloeit deze klimmer met bruine, welriekende bloempjes. Twee verschillende variëteiten bij mekaar, geven prachtige vruchten in de zomer. Spectaculair eigenlijk, omdat ze openbarsten als ze rijp zijn. En natuurlijk eetbaar.
BRAVE HENDRIK (Chenopodium bonus-henricus)
Een zeer oude groente. Staat tegenwoordig op de lijst van zeldzame planten. Groeit het best op vochtige, stikstofrijke bodem.
Eigenlijk een gemakkelijke plant die jaarlijks terugkomt en praktisch geen onderhoud vergt.
De blaadjes kunnen in salades verwerkt worden of als spinazie gestoofd. De jonge scheuten kunnen als asperges gestoken worden.
Zeer geschikt dus om te eten in het voorjaar temeer omdat hij rijk is aan mineralen, ijzer en een zuiverende werking heeft.
ZWARTMOES KERVEL (Smymium olusatrum)
Zo oud dat zelfs de Romeinen ze al zouden gegeten hebben.
Zeer weinig bekend bij ons. Heeft een tamelijk sterke smaak en wordt vooral in soepen gebruikt.
Eveneens een gemakkelijke plant die zichzelf zaait.
Ze is tweejarig en het tweede jaar gaat de plant in bloei en geeft zaadjes.
Dan sterft ze af maar de zaadjes gaan al snel kiemen. Zo zit je eigenlijk nooit zonder.
DASLOOK (Allium ursinum)
Verwant aan de knoflook.
Merkt men onmiddellijk aan de geur van de gekneusde bladeren en heeft ook dezelfde eigenschappen van knoflook. Vrij zeldzaam in België, maar tegenwoordig te koop in de tuincentra. Wordt ook wel berelook genoemd omdat naar het schijnt de beren zich te goed doen aan de daslook bij het ontwaken uit hun winterslaap. Houdt van vochtige en humusrijke grond Na het voorjaar en na de bloei sterft het loof af, maar in de grond hebben zich knolletjes gevormd die eveneens gebruikt kunnen worden. Uitstekend voor bij slaatjes en er kan een uitmuntende pesto van gemaakt worden. Even door de mixer, een beetje olijfolie en zout toevoegen en klaar.
EEUWIGE MOES (Brassica oleracea)
Behoort tot de oude koolsoorten, hoewel hij geen bol vormt en nauwelijks in bloei komt. Ook wel oude wijvenkool genoemd.
De bladeren kunnen naar behoefte geoogst worden, zelfs in de winter. Na het plukken van het blad groeit hij gewoon verder.
De kool kan vermeerderd worden door stek of aflegging.
PASTINAAK (Pastinaca sativa)
Een zeer interessant gewas omdat vorst niet de minste schade veroorzaakt en gemakkelijk tot in het voorjaar kan blijven staan.
Wordt best gezaaid bij warm en vochtig weer, anders is de opkomst mager. Ook steeds vers zaad gebruiken.
Kan gestoofd of in hutsepot gebruikt worden. Eveneens ideaal voor de soep.
RAAPSTEELTJES (Braasica rapa)
In Vlaanderen minder bekend maar in Nederland een ouderwetse groente die al jaren geteeld wordt.
Raapsteeltjes kunnen beschouwd worden als één van de eerste lentegroente.
Makkelijk te telen en stelt weinig eisen aan de bodem.
Kan reeds half februari gezaaid worden in een koude kas, breedwerpig of op rij.
Wordt afgesneden zoals spinazie en kan nog een tweede keer geoogst worden.
Geeft tot 2 kg per m² bij een sterke groei.
De blaadjes kunnen gekookt worden in stamppot of verwerkt worden in een lenteslaatje.
OERPREI (allium ampelopsarum)
Hoewel oerprei de laatste jaren via zaadhuizen meer bekend is geraakt, wordt het steevast een zogenaamde nieuwe groente genoemd. Nochtans is er niets nieuws onder de zon. In tuinpublicaties uit het begin van de vorige eeuw vind je geregeld beschrijvingen van deze speciale preisoort.
Uiterlijk lijkt oerprei op een kruising van prei en sjalot.
SUIKERWORTEL (Sium Sisarum)
Ze groeit aan een plant die wel anderhalve meter hoog kan worden. Het knolgewas bestaat uit clusters van langwerpige wortels die een witte kern hebben, vergelijkbaar met de groei van aardappelen. Van oorsprong komt de suikerwortel uit China.
Suikerwortel was mogelijk al bij de Romeinen bekend en is in ieder geval in 1546 opnieuw in Europa geïntroduceerd. Zoetigheid was luxe in die tijd, dus het behoorde tot de koningsmalen. In de 18de eeuw verdwijnt de suikerwortel of “Vergulde Wortel” in de vergetelheid. Ze maakte plaats voor producten uit de zogenaamde “Nieuwe Wereld”. Dit waren de producten die vooral dankzij Columbus uit Zuid-Amerika naar Europa werden gebracht. Nu, in de 21ste eeuw, is de “vergulde wortel” weer helemaal opnieuw ontdekt en wordt ze populairder met de dag, vooral in kringen die authentieke smaken waarderen.
LEPELBLAD (Cochlearia Officinalis)
Niet het Deens of Engels lepelblad, maar hier hebben we het over het echte lepelblad.
Bij ons vooral te vinden in vochtige gebieden. Ook aan de rand van wegen waar het plantje houdt van strooizout. Komt dus eveneens voor aan de kust.
Toch kan het zelf gekweekt worden op een vochtige plaats met beschutting tegen de felste zonnestralen. Eén keer zaaien volstaat want het zaait zichzelf uit.
Tegenwoordig wordt lepelblad bij de vergeten groenten gerekend, terwijl het vroeger gebruikt werd om het gebrek aan vitamine C aan te vullen.
Lepelblad was een buitengewoon belangrijke plant in de tijd dat onze voorouders met hun zeilschepen lange tochten ondernamen naar het verre oosten. Na verloop van tijd kwam het voor dat de bemanning van dergelijke schepen gebrek aan vitamine C kreeg, waarvan de gevolgen fataal konden zijn, als scheurbuik (scorbutus ook wel avitaminose genoemd) het gevolg was. Bij aankomst op verre kusten bracht het lepelblad de redding. Door het blad als groente te nuttigen konden veel levens van scheepslieden worden gered.
Ook het vee is dol op lepelblad. Grote grazers eten bij voorkeur de knoppen en bloemen en die zijn nog veel meer rijk aan vitaminen dan het blad.
Door het feit dat dit plantje in de winter groen blijft , kunnen we het vergelijken met veldsla.
Ideaal dus om aan slaatjes toe te voegen.
BARBARAKRUID (Barbarea vulgaris)
Gewoon barbarakruid (winterkers) is een eetbare plant die zowel in de zon als in de halfschaduw groeit in bermen, oevers, heggen, duinen, grasland en langs spoorwegen. Barbarakruid is een eetbare, medicinale plant.
Barbarakruid kun je eenvoudig in een moestuin kweken. Het vermeerdert zichzelf dus het kan handig zijn om zijn terrein af te bakenen middels een rijtje buxusstruikjes. Zaai het uit in de lente of in de herfst. Het is een ideale moestuinplant die het hele jaar door oogstbaar is. Zij vergt niet veel omkijk. Barbarakruid houdt van een leemachtige bodem en vochtige grond. Verder groeit het in de zon en halfschaduw.
Een winterkersthee is goed voor de eetlustgevoelens. Winterkers kun je in een roomboter doen om deze pittiger te maken. Het is eveneens een goed alternatief slablad voor een originele salade. Je kunt de bladeren fijnhakken en door een salade doen. De bladeren kunnen eveneens worden gekookt als een alternatief voor spinazie. De bloemetjes worden soms geplukt vlak voordat ze opengaan om ze als een broccoli-substituut te koken. Winterkers hoeft niet lang te worden gekookt; hooguit twee minuten is voldoende.
Boomspinazie (Chenopodium giganteum)
Boomspinazie (de Latijnse naam is Chenopodium giganteum) behoort tot de groep Chenopodiaceae, waartoe bijvoorbeeld ook spinazie, melde en bietjes behoren. Ze is niet erg bekend in België en wordt zeker niet als groente in de winkels verkocht.
Zoals de naam doet vermoeden is de plant familie van spinazie, en ook bruikbaar op dezelfde manier. Gebruik is heel simpel: jonge bladeren en scheutjes zijn eetbaar gekookt als spinazie, of rauw in de sla, de oudere bladeren worden best gekookt. Boomspinazie is dus bruikbaar voor alle spinaziegerechten, en voor salades allerhande. Maar ondanks wat de naam zou doen vermoeden is het toch niet bepaald een boom, maar (net zoals spinazie en verwanten) een eenjarige kruidachtige plant. Desondanks is het toch een soort die fors uitgroeit en, mits vroeg genoeg gezaaid in de juiste omstandigheden, kan hij een hoogte van meer dan 3 meter bereiken!
Boomspinazie is heel makkelijk te zaaien. Hij overleeft goed op de meeste grondsoorten, kan goed tegen de hitte en de droogte, maar zal vooral bij veel water en zonlicht de hoogte inschieten. Je kan de plant voorzaaien in potjes, of gewoon ter plaatse zaaien vanaf april.
Zeker niet te dicht bijeen zaaien, want de planten worden na een paar maanden heel groot! Vanaf dat de planten 20 cm groot zijn kunnen jonge blaadjes en de topjes geoogst worden totdat de plant na de zomer begint te bloeien.
Boomspinazie is eenjarig, maar vormt veel zaad dat makkelijk te verzamelen is. Zie wel dat je niet teveel planten in het zaad laat komen, want de plant is zelf-uitzaaiend en vormt een zaadbank die jaren later nog zaadjes kan opleveren die plots opkomen.
Haverwortel (Tragopogon porrifolius) hoort bij onze traditionele groente.
Onze voorouders hebben allemaal deze groente gegeten, maar nu is haverwortel eigenlijk een vergeten groente. Maar wel één, die eigenlijk gewoon geteeld zou moeten worden. Trouwens je kunt deze plant ook in het wild in Nederland en België vinden, vooral langs dijken en verhogingen in het landschap.
De gele of paarse Morgenster of boksbaard wordt ook wel haverwortel, armeluisasperges, witte schorseneren, boksbaard en keukenmeidenverdriet genoemd. Het behoort tot de familie der composieten. De soort komt oorspronkelijk uit het Middellandse zeegebied en wordt al eeuwen als groente gebruikt. In België en Nederland was de soort ingeburgerd. Het is een tweejarige plant , die 0,2-1,2 m hoog wordt. De plant is vorstbestendig en het bloeit met kenmerkende paarse of gele straalvormige bloemen.
De Morgenster wordt hoofdzakelijk als wortelgroente gebruikt onder de naam haverwortel. De bladeren kan men in een salade gebruiken of als spinazie worden bereid. De zoet smakende wortel waarvan de smaak aan oesters doet denken, is zeer voedzaam. De wortels moeten net zoals schorseneren onder water worden geschild, vanwege het kleverige melksap. De plant kan worden gezaaid in maart tot mei, waarna er in oktober tot februari geoogst worden. Het tweede jaar gaat de plant bloeien en kan niet meer gegeten worden. De haverwortel werd al in de zestiende eeuw in groot deel van Europa verbouwd, maar in de loop van de tijd werd hij bijna volledig verdrongen door de schorseneer. Alleen in sommige moestuinen wordt het nog verbouwd. Gebrande haverwortels kunnen voor een surrogaat koffiedrank gebruikt worden.
De teelt is hoofdzakelijk voor de wortels. Deze zijn ruig “behaard” en hebben soms wat vertakkinkjes (wegsnijden). De Britten vinden dat de smaak ervan iets van oesters heeft, vandaar vegetable oyster. Haverwortel is goed uitwisselbaar met de schorseneer, zij het dan dat deze laatste een langgerekte pen is en de haverwortel een taps toelopende wortel.
Volgens ingewijden is het blad ook eetbaar. In de sla, en – zoals bij ook bij het blad van veel andere groenten staat – ‘als spinazie’.